
Tom Hannes te gast op het Vliegerplein Café (29/04/2023)
Friends, Romans, countrymen,
Aangezien we leven onder een burgemeester die zich graag inspireert op Romeinse keizers, dacht ik:
laat ik maar eens openen met een zin uit Julius Caesar van Shakespeare.
Maar liever nog zou ik hier willen citeren uit een ander drama: Hamlet.
Something is rotten in the state of Denmark.
Want vandaag, meer dan vierhonderd jaar later,
zou Hamlet met evenveel recht kunnen stellen:
Something is rotten in the Airport of Antwerp.
Als het niet de illegale werkzaamheden aan de startbaan zijn,
dan zijn het wel de gemanipuleerde cijfers,
de zoveelste te veel procent lege vluchten,
of de politieke plannen, herinner u, om een ‘eeuwigdurende vergunning’ te verlenen,
terwijl het enige eeuwigdurende aan de luchthaven haar financiële put is,
die onophoudelijk gedempt moet worden door subsidies
gul verleend door dezelfde politieke leiders
die overheidssubsidies in andere gevallen vervloeken als het oorkussen van de duivel.
Hoe ging het ook alweer:
“Als het niet zonder subsidies gaat, ga dan werken voor je centjes”?
Waarom gaat dat soort van scheldproza niet op voor falende luchtvaartmaatschappijen,
of voor de rijke jongens en meisjes die hier hun privé-jets hebben staan,
naar verluidt om broodnodige zaken te gaan doen,
terwijl het in de praktijk net zo vaak gaat om een leasure trip naar Malaga?
(Overigens, vorig jaar, las ik zonet, is het privé-jetverkeer in Europa met 64% gestegen.
64. Dat is 3 keer zoveel als ons eten duurder is geworden.)
Maar, dames en heren, de rottigheid zit hem niet alleen in de luchthaven.
There is also something rotten in the City Hall of Antwerp.
Want wat is dat toch met Antwerpse (en bij uitbreiding Vlaamse) beleidslui?
Waarom moet Antwerpen toch per se een luchthaven hebben
die op ocharme een scheet verwijderd ligt van Zaventem.
Zaventem, u weet wel, waar de passagiersvliegtuigen die hier opstijgen
nog eens moeten bijtanken om dan pas echt te vertrekken?
Het antwoord, vrienden, Romeinen, is hetzelfde als bij die brug die de Antwerpse ring moest ontsluiten in het BAM-tracé, weet u nog?
Toen klonk het dat die schone brug Antwerpen op de kaart zou zetten.
Het verzet was toen gelukkig luid en hardnekkig genoeg. De brug kwam er niet.
Hetzelfde met Fernand Huts’ idee om een condoom-achtige serre over zijn Boerentoren te trekken.
Ook dat zou Antwerpen op de kaart zetten.
En ook daar was het protest gelukkig snel en luid.
Het ding is, ik denk dat ze het nog geloven ook.
Dat Antwerpen echt op de kaart komt als er een brug over de Schelde ligt.
Als iemand zijn Dubai-complex op de Boerentoeren botviert,
Als er een luchthaven in Deurne ligt.
“Ier Leo, ge kungt ongs zieng op de koart: Aant-waar-p Air-poer-t.”
Komaan, zeg.
Als we Antwerpen toch echt zo graag op de kaart willen,
als we dan toch zo ambitieus zijn
laat de ambitie dan eigentijds zijn.
Dubai achterna hollen is zoo jaren tachtig.
Uw persoonlijke staatmanschap opblinken met een autostradebrug
of een luchthaven is zoo midden twintigste-eeuws.
Geeuw.
Of beter schreeuw!
Want zoals Hamlet ook had kunnen zeggen:
Something is very very very rotten in the air of Antwerp – aye indeed, in the air of the world entire.
In 1953 werd aan de ingang van de toen nog beloftevolle Deurnese vlieghaven
een standbeeld geplaatst van luchtvaartpionier Jan Olyslaegers.
Het staat er nog. Het ademt van top tot teen de toenmalige tijdgeest uit.
Jan staat rechtop en wijst heldhaftig omhoog naar het zwerk,
al waar hij noest aan ons aller vooruitgang werkt.
Beneden, tegen zijn been en borst aangedrukt,
kijkt een jonge bewonderaar mee naar boven
en ontwaart daar zijn eigen gouden toekomst
die Sterke Jan voor alle kindertjes verzekerd heeft.
Vandaag, zeventig jaar later,
weet een jongetje dat als hij hier naar boven kijkt,
hij in een kerosine-regen staan;
dat op die schamele zeventig jaar
te land, ter zee en in de lucht meer veranderd is
dan in de 12.000 jaar daarvoor.
Dat dit een gigadreiging is.
En dat dit veroorzaakt wordt door onze dwaze en o zo achterhaalde visie op de vooruitgang, waarvan het luchtverkeer geen klein onderdeel is,
en een heel groot symbool.
Elke keer als het jongetje boven zich een vliegtuig ziet passeren
gaat een akelig besef nog eens extra in zijn onderbuikje trillen.
Elke keer is hij de getuige van hoe stuitend weinig wij ons aantrekken van zijn toekomst,
gewoonweg omdat we door de bril van het verleden willen blijven kijken.
Dat is het klemmende besef dat in onze kinderen groeit en zal blijven groeien.
Dus.
Geef toe.
Hoeveel beter zou het zijn,
hoeveel meer zou Antwerpen echt op de kaart staan,
als de stad zich zou omvormen tot een echte stad van de toekomst
in plaats van een thuishaven van toxische statussymbolen
die tot op de draad versleten zijn.
Een stad die weet dat om te kunnen leven, om te kunnen ademen,
we longen nodig hebben, grote groene longen.
Daarmee bedoel ik niet de ocharme zes (of zo) boompjes
die schepen Annick de Ridder heeft laten plaatsen aan het Centraal Station,
en die ze uitriep tot “alweer een groene long in Antwerpen.”
Neen,
dan hebben we het over de ambitieuze transformatie
van Antwerp Airport tot Antwerp Air Park.
Dat park zou hier perfect gelegen zijn, vertellen experts,
om een verkoelende en verademende lucht over de hele stad te laten waaien.
Niet alleen voor de inwoners (en hun beleidslui)
maar ook voor de toeristen
die in de steeds hetere zomers van de toekomst
almaar meer zullen trekken naar plekken
die geen betonnen death valleys zijn – zoals ons gloednieuwe Operaplein –
maar oases van groene koelte.
Zo’n groen belongd Antwerpen zou zoveel meer op de kaart van de volgende decennia liggen.
Hoe mooi zou het dan ook zijn, vrienden, Romeinen,
mocht het beeld van Jan Olyslaegers verhuizen
van de rand van Antwerp Air Port
naar het midden van Antwerp Air Park.
Met zijn oude handgebaar zou hij op die nieuwe plek
een eenentwintigste-eeuwse boodschap brengen:
“Kijk, mijn jongen,
hier wordt de frisse, gezonde lucht gemaakt
die over heel Antwerpen en omgeving zal waaien.
Dit is wat wij gedaan hebben toen we inzagen dat het nodig was.
Kijk hiernaar.
Verzorg het goed,
Want dit, mijn jongen,
dit is de wereld die wij jou hebben nagelaten.”